vrijdag 24 november 2023

Brokjes informatie over de pianobouw van Georg D. Brünjes

Het is compagnon Georg Diedrich Brünjes (1809-1872), een Noord-Duitse organistenzoon, die vanaf 1842 binnen het bedrijf van Flaes & Brünjes zich bezighoudt met de pianoafdeling. Pieter Flaes (1812-1889) bouwt en onderhoud orgels.


 

Twee getraceerde Flaes & Brünjes-pianino's

In tegenstellling tot Flaes' orgelafdeling, is er  over Brünjes' activiteiten op het gebied van pianobouw heel weinig bekend. Hoeveel piano's vervaardigde hij? En wat deed Brünjes nog meer, behalve het bouwen van piano's? Er wordt ook wel gezegd dat de piano's die hij bouwde, niet zo goed waren. Maar klopt dat wel? Ik heb geprobeerd antwoorden op deze vragen te achterhalen.


De werkplaats aan de Warmoesstraat rechts van het markante witte gebouw,
gezien vanaf het (nog ongedempte) Damrak.

Kwaliteit
Om allereerst de laatste vraag te beantwoorden: Al zeker twee jaar na de bedrijfsoprichting, in 1844, doet Flaes & Brünjes mee aan een Nijverheidstentoonstelling in Berlijn. En als het bedrijf in 1847 een fortepiano alias tafelpiano van 6,1/2 octaaf inlevert op de nijverheidstentoonstelling in Utrecht, is het oordeel: "De toon is wel wat dun, maar toch niet onaangenaam" en "een goed afgewerkt instrument en tamelijk van toon."  In1859 levert de firma het bewijs op de Tentoonstelling van Noord-Hollandsche nijverheid in Amsterdam "dat wil men zich een dergelijk instrument aanschaffen, men daarvoor niet nodig heeft, naar het buitenland te gaan." Tot slot verkrijgt Flaes & Brünjes de 2e medaille op de Algemeene Nationale Tentoonstelling in Haarlem in 1861, voor een 7-octaafs pianino: "De pianino was een zeer goed instrument; bewerking en toon waren bijzonder goed."

Nu kan het zo zijn dat dit excellente instrumenten waren, het toont in elk geval aan dat pianobouwer Georg D. Brünjes echt wel tot iets in staat was! De bewering dat Brünjes' piano's niet zo goed waren, is misschien gebaseerd op het feit dat er (nog) weinig van bewaard zijn gebleven. Maar heeft dat geen andere oorzaak? 

Naamplaatje op een van de drie getraceerde Flaes & Brünjes-pianino's


Productieaantallen
Om te beginnen: misschien bouwden ze nauwelijks nieuwe instrumenten? Het is heel moeilijk vast te stellen hoeveel piano's Flaes & Brünjes gebouwd heeft. Een feit is dat juist in de periode 1840-1870 de pianobouw een stormachtige ontwikkeling doormaakt. Van de klassieke fortepiano begint juist in die tijd de "rechtopstaande" piano aan haar opmars. Frans Liszt, die volle zalen trekt (ook in Amsterdam!), is een belangrijke oorzaak dat de piano een steeds gewilder instrument wordt.  

Deze rechtopstaande piano, die vanaf circa 1860 wordt vervaardigd, wordt in die tijd aangeduid als pianino.

De concurrentie voor ambachtelijk werkende pianobouwers is echter heel hoog. Er zijn talloze kleine bedrijven en ook in de combinatie met een orgelbouwafdeling zijn Flaes en Brünjes niet uniek, bijvoorbeeld stadsgenoot H. Knipscheer (II) doet dit ook, evenals de Friese orgelbouwers L. van Dam & Zonen en Bakker & Timmenga en Naber en Quellhorst in Overijssel.

Vanaf circa 1870 worden de rechtopstaande piano's steeds meer fabrieksmatig in serie vervaardigd. Dat resulteert in een veel meer gestandaardiseerde klank. We hebben het hier over de piano's zoals we die tegenwoordig kennen.

Vanuit de werkplaats aan de Warmoesstraat 118 in Amsterdam heeft de firma Flaes & Brünjes juist in deze interessante periode zowel klassieke vierkante tafelpiano's als pianino's vervaardigd (en minimaal 1 vleugel). Interessant, maar voor het bedrijf beslist geen vetpot met alle concurrentie van andere ambachtelijk werkende pianobouwers en nieuwe pianofabrieken!

De taxatie van de pianoafdeling in 1869

Het aantal instrumenten dat Brünjes tussen 1842 en 1872 vervaardig heeft, zal niet torenhoog zijn geweest, maar is wel meer dan tot nu toe werd aangenomen. Allereerst kom ik in de periode 1847-1882 negen vermeldingen van instrumenten tegen, o.a. in advertenties te koop aangeboden. En daarbij kunnen natuurlijk dubbelen voorkomen. Ten tweede is er een notariële akte van de ontbinding van het compagnonschap tussen Pieter Flaes en Georg D. Brünjes in 1869, waarbij de orgelbouwafdeling een waarde van fl 2.767,69 vertegenwoordigd. De pianobouwadeling echter is maar liefst fl 13.551,74 waard! Dat komt omdat het bedrijf heel veel pianino's en fortepiano's verhuurd. In een boedelbeschrijving, opgemaakt na Brünjes' overlijden in 1872, blijken er niet alleen 2 half-afgebouwde pianino's en 4 mechanieken voor te bouwen pianino's in de werkplaats te staan en is er een kleine voorraad snaren, handvaten, pedalen en hout, ook zijn er dan maar liefst 36 pianino's en 1 fortepiano/tafelpiano verhuurd!


Fragment van de opsomming van verhuurde piano's in 1872

Overigens is het goed mogelijk dat het aantal instrumenten, door Brünjes gebouwd als zelfstandige, tussen januari 1869 en januari 1872, beperkt is geweest. Hij ondertekende de ontbindingsacte al met een heel bibberend handschrift, stelde kort ervoor zijn testament op en overleed "na eene sleepende ziekte". Een aantal jaren geleden was er 1 pianino van Brünjes, naar verluid in Friesland, gesignaleerd. Op dit moment ontbreekt er elk spoor van...


Naamplaatje op een Brünjes-pianino

Uiteraard hoeven de verhuurde pianino's en fortepiano's niet allemaal door Flaes & Brünjes, vanaf 1869 door Brünjes te zijn gebouwd, ze kunnen ook tweedehands zijn aangekocht en zijn verhuurd. Toch vermoed ik op basis van deze verhuuraantallen, de in aanbouw zijnde instrumenten in 1872, de vermeldingen voor tentoonstellingen in de periode 1847-1861 en de verkoopadvertenties in latere jaren, dat het aantal pianino's in elk geval enkele tientallen is geweest. Er hadden er dus meer bewaard kunnen blijven dan nu het geval is...

Wat kan dan de reden dat het aantal bewaard gebleven pianino's een handvol is?

Waardering
H. Rijken schrijft: “De Nederlandse pianofabrikanten konden het echter tegen de buitenlandse piano-indstrie niet volhouden. Hoe hoopvol het er aan het eind van de 18e eeuw leek uit te zien, toen de gebroeders Meyer zich in Amsterdam als eersten vestigden, zo triest zag het er rond 1900 uit, toen de ene na de andere fabriek moest sluiten. (…). Pianobouwers zijn gekomen en zijn verdwenen. We moeten zuinig zijn op de instrumenten die er nog zijn!” 

En dat laatste is juist het probleem: men heeft niet de waarde ingezien van 19e-eeuwse tafelpiano's en pianino's van Flaes & Brünjes. De manier waarop de op dit moment bekend zijnde pianino's in beeld zijn gekomen, bewijzen dat. Het had weinig gescheeld of ze waren vroeg of laat verloren gegaan of minstens in een opslagloods in de anonimiteit verdwenen. Waardevolle instrumenten, alleen al omdat deze instrumenten op ambachtelijke wijze zijn vervaardigd in een tijd waarin de piano zich heel snel doorontwikkeld! Ongetwijfeld hoge restauratiekosten van de nog resterende instrumenten zijn niet aanlokkelijk, maar zijn het wel waard om dit culturele erfgoed te behouden!

Werkwijze
Over de manier waarop Brünjes zijn fortepiano's en pianino's maakte, weet ik helaas nog weinig. De drie bewaard gebleven pianino's hopen we in de toekomst beter te kunnen onderzoeken. Zodat we kunnen vaststellen welke materialen werden gebruikt, of er bijvoorbeeld mechanieken werden ingekocht van toeleveringsbedrijven etc.

Reguliere activiteiten: stemmen, verkoop, verhuur, bouw
Tot slot: behalve het bouwen van fortepiano's en pianino's was een belangrijke bron van inkomsten voor het bedrijf de eerdergenoemde verhuur van instrumenten. Zowel aan gegoede burgers, met name in Amsterdam, de Zaanstreek en Haarlem, als aan muziekgezelschappen. Daarnaast werden er veel (al dan niet verhuurde) instrumenten gestemd. En tweedehands instrumenten worden ingekocht en doorverkocht, zoals in 1867 aan het Hervormd diaconieweeshuis in Amsterdam.


Nota van een geleverde tafelpiano, naar alle waarschijnlijkheid tweedehands, aan het Hervormd Diaconieweeshuis in Amsterdam, 1867

G.A. Goldschmeding, die vanaf 1872 het bedrijf zal voortzetten, voert deze bedrijfsactiviteiten ook uit. We zien het terug in de van Goldschmeding bewaard gebleven bedrijfsadministratie.

Tot vandaag de dag
Maar voor Goldschmeding bleek de opkomst van het harmonium rond 1875 de redding van het bedrijf. De verkoop van zowel orgels, piano's, harmoniums als zelfs radio's e.d., maakte het mogelijk dat het bedrijf tot 1986 bleef bestaan. Toen werd de pianoverkoop doorgestart door Clavis en in 2023 is Clavis overgenomen door Piano's Maene. Dit alles teruggaand op Brünjes' pianobedrijf in 1842 is het nog meer reden om zuinig te zijn op pianino's en andere instrumenten die in de beginperiode zijn vervaardigd!


G.A. Goldschmeding, vanaf 1848 al knecht bij Georg D. Brünjes

Ik hoop dat, nu er meer bekend is geworden over de pianoafdeling van Flaes & Brünjes, dit bijdraagt aan het signaleren en waarderen van de door hen vervaardigde fortepiano's en pianino's.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Het raadsel van Hiaure

Er zijn twee orgels uit Flaes’ laatste levensjaren bekend, die oorspronkelijk vrijwel identiek zijn. Opvallend is dat beiden van een neogoti...