zaterdag 13 mei 2023

Orgelbouwers Flaes & Brünjes: standaardisatie en maatwerk met behoud van kwaliteit

Sinds de jaren '30 van de 19e eeuw is er in ons land een duidelijk toenemende vraag naar nieuwe orgels, met name voor dorpskerken waar tot dan toe de voorzanger de scepter zwaait.

Desondanks bestaat de firma Flaes & Brünjes twaalf jaar, als pas in 1854 de eerste opdracht wordt ontvangen voor de bouw van een nieuw orgel. Dat wordt gebouwd voor de Fries Doopsgezinde vermaning in Wormerveer en een jaar later in gebruik genomen. Dit instrument krijgt 15 stemmen, verdeeld over hoofdwerk en bovenwerk.

Het eerste orgel van Flaes & Brünjes (1855) voor de Doopsgezinde kerk in Wormerveer. Dit frontontwerp zal een handelsmerk van de orgelbouwer worden.

Nadat drie jaar later een eenklaviers instrument voor het Hervormd Diaconieweeshuis in gebruik wordt genomen, komt er vanaf de jaren '60 een grote vraag naar nieuwe orgels. In de periode t/m 1869 worden minimaal 21 nieuwe orgels gebouwd. In de jaren '70 neemt die vraag weer af (16 orgels, 9 orgels in de jaren '80). Vanaf de jaren '80 van de 19e eeuw neemt landelijk de vraag naar nieuwe orgels af.

Het topjaar is 1866, waarin 4 nieuwe orgels van de firma Flaes & Brünjes in gebruik worden genomen! Juist in dat jaar, op 18 juni 1866, overlijdt Pieter's vrouw op 56-jarige leeftijd. Aan 23 jaar huwelijk komt een eind. Pieter blijft met zijn 21-jarige dochter en een dienstbode alleen achter in hun woonhuis aan de Nieuwezijds Voorburgwal 198.

Als in 1861 in de Hervormde kerk van Andijk een orgel met 8 stemmen, verdeeld over 2 klavieren, in gebruik wordt genomen, wordt dit het eerste standaardinstrument. Standaard wat betreft front, dispositie en technische aanleg. 

Front
Het front dat Flaes & Brünjes vanaf het eerste orgel in Wormerveer toepast, en vermoedelijk zelfs ook al voor een 18e-eeuws kabinetorgel in het Hervormd diaconieweeshuis in Amsterdam in 1847, bestaat uit drie ronde middentorens, met daartussen twee vlakke, ongedeelde velden. Inspiratie is ongetwijfeld het orgel van leermeester J. Bätz & Co voor de Nieuwe Kerk in Delft geweest, waar Pieter Flaes en Georg Diedrich Brünjes in 1840 aan meegebouwd hebben.

Delft, Nieuwe Kerk (1840)

Vanaf 1865 zien we een variant op dit fronttype. De middenvelden zijn daarbij horizontaal gedeeld en de afwerking aan de bovenkant niet met een lijst maar met snijwerk. De labiumlijnen van de frontpijpen in de drie torens lopen dan naar buiten op.

Het standaardfront is duidelijk het meest toegepast (ongeveer 60% van alle nieuw gebouwde orgels), de variant is maar zes keer toegepast (ca. 12,5%).

 

 
Boven: Voorbeeld van het standaardfront met ongedeelde tussenvelden (Gouderak, 1888).
Onder: de variant op het standaardfront (Schellinkhout, 1872).

Kerkbesturen kunnen kiezen tussen verschillende fronttekeningen, in de bestekken en correspondentie aangeduid met een letter. Soms is er wel sprake van 7 tekeningen (A t/m G)! Ik heb in vrijwel geen enkel geval deze tekeningen teruggevonden. Logisch, Flaes zag ze graag terug om te kunnen hergebruiken! Dat wordt in brieven ook letterlijk gezegd. De verschillen tussen de fronten betreffen niet alleen de twee bovengenoemde fronttypen an sich, maar met name ook de versiering: vazen op de zijtorens en een trofee op de middentoren (en welke variant van de trofee, vergelijk Koog a/d Zaan en Zaandam maar eens), of liever bazuinblazende engelen op de zijtorens en een harpspelende koning David op de middentoren? Ah, de kerkvoogden van Ouderkerk aan de Amstel wensen bolvormige versieringen? Dat kan natuurlijk ook (1865). Zelfs geen versieringen is een optie, wanneer men dat bijvoorbeeld door een plaatselijke beeldhouwer wil laten doen. Aan de zijkanten van de orgelkas geen vleugelstukken of juist wel (bijvoorbeeld Zonnemaire 1872, Purmer, 1873). Een in de orgelkas doorlopende orgelbalustrade met rasteropeningen zoals in Westzaan (1866), Koog a/d Zaan (1870) en Zaandijk (1880) of toch maar niet? Opdrachtgevers kunnen probleemloos varianten van tekeningen combineren. Zo kiezen de regenten van het Luthers Weeshuis "De Wittenberg" in 1872 voor de orgelkas van tekening G en de bekroning van tekening D.

Orgel van Flaes te Zaandijk (1880) met bazuinblazende engelen en een harpspelende Koning David. Collectie Gemeentearchief Zaanstad.

De trofee op de middentoren van het Flaes & Brünjes-orgel in de Grote Kerk in Westzaan (1866).


In de Doopsgezinde Kerk van Den Burg staat een Flaes-orgel uit 1876. Het plafond van de kerk is later verlaagd, waardoor de vaas op de middentoren niet meer paste. Deze is op een kast gezet...

Dispositie
Van de circa 50 nieuwgebouwde orgels hebben er 29 een standaarddispositie. De hoeveelheid stemmen varieert van 8 tot 14. Weliswaar is er bij deze standaarddispositie altijd sprake van een verdeling van de stemmen over twee klavieren (zodat op Manuaal I de begeleiding van de psalmen en gezangen kan plaatsvinden en op Manuaal II de zachte interludia gespeeld kunnen worden), het pijpwerk van beide klavieren staat wel op één gecombineerde windlade (met de bas van de Bourdon 16vt op een aparte lade hier dwars op vanaf 1865).

De standaarddispositie luidt:
Manuaal I: Prestant 8vt, Octaaf 4vt, Quint 3vt, Octaaf 2vt, Cornet IV sterk disc
Manuaal II: Salicionaal 8vt (groot octaaf in de Holpijp 8vt), Holpijp 8vt, Roerfluit 4vt
Pedaal: Aangehangen aan Manuaal I

Voorbeelden hiervan zijn de orgels van de Doopsgezinde kerk van Den Helder (1863) en de hervormde kerken van Kwadijk (1866), Beets (1868) en Noordwelle (1868).

Het Flaes & Brünjes-orgel in Beets (1868).

Deze basisdispositie breidt de firma Flaes & Brünjes slim uit met een vrijwel altijd vaste volgorde, wanneer een groter orgel nodig is: 

Aantal stemmen

Registers

Voorbeelden

10

Manuaal I: + Bourdon 16vt en Mixtuur III sterk bas

Willemstad (Curaçao) (1866), Beverwijk, Evangelisch Lutherse Kerk (1875), Tricht, Hervormde Kerk (1887)

11

Manuaal II: + Viola di Gamba 8vt*

Heerjansdam, Hervormde kerk (1869), Den Burgh, Doopsgezinde Kerk (1876), Limmen, Hervormde Kerk (1876)

12

Manuaal I: + Trompet 8vt + Mixtuur III sterk discant (daarmee de Mixtuur bas completerend, soms door 2 registertrekkers te delen in bas- en discant)**

Hazerswoude-Dorp (1868), Schellinkhout, Hervormde Kerk (1872), Zonnemaire, Hervormde Kerk (1872).

13

Manuaal II: + Prestant 8vt***

Koog aan de Zaan, Doopsgezinde Kerk (1870), Purmer, Hervormde Kerk (1873)

14

Manuaal I: + Roerfluit 8vt

Zaandijk, Hervormde Kerk (1880)

Kerkbesturen krijgen dus vaak een voorstel voor een orgel met een bepaald aantal stemmen, waarbij in de aanbieding ook één of twee grotere varianten worden genoemd, met bijbehorende prijs. Zulke aanbiedingen kwam ik onder meer tegen in de kerkarchieven van de hervormde gemeente Noordwelle en de Doopsgezinde gemeente Barsingerhorn/De Kreil (in beide gevallen een keuze tussen 8 of 10 stemmen) en de Remonstrantse kerk in Gouda (keuze voor orgels van 10, 11 of 12 stemmen).

Deel van de aanbiedingsbrief van P. Flaes voor de Remonstrantse gemeente te Gouda, waarin diverse (standaard)disposities worden voorgesteld. 

Een standaarddispositie hoeft overigens niet altijd hand in hand te gaan met een standaardfront: zo zijn er grotere orgels met een standaardfront (bijvoorbeeld de Oostzijderkerk in Zaandam, II/P/21), maar daarentegen krijgt het orgel voor de Remonstrantse kerk in Gouda (1871) wel een (variant op) de standaarddispositie, maar geen standaardfront: omdat het kerkgebouw in een neorenaissance stijl is gebouwd, is het orgelfront neogotisch.

Overzicht van aantal standaard-instrumenten met aantal stemmen

Aantal instrumenten

Aantal stemmen

8

8

10

10

3

11

3

12

4

13

1

14

29 totaal

 


Eén ultiem voorbeeld van standaardisatie betreft de Doopsgezinde gemeente Barsingerhorn/De Kreil. Deze gemeente bezit twee kerkgebouwen en bestelt voor beide kerken exact hetzelfde orgel. Flaes hoeft maar 1 contract op te stellen met 1 totaalprijs (er is geen sprake van de 2e voor de halve prijs...) en de orgels kunnen in serie worden vervaardigd.
Eerste pagina uit het contract voor de twee orgels van de Doopsgezinde gemeente Barsingerhorn/De Kreil.

Bij een orgel met een grotere dispositie dan 14 stemmen is het pijpwerk niet meer op een gecombineerde windlade geplaatst, maar is er sprake van een verdeling tussen hoofdwerk en bovenwerk. Dat is bij 9 orgels het geval. Interessant is wel dat daarbij te allen tijde de 14 "basisstemmen" aanwezig zijn. Zo is dus bij het eerste orgel in 1855 in Wormerveer (2/ap/15) al de basisdispositie + 1 extra stem aanwezig. Heeft Pieter Flaes toen al het plan tot standaarddisposities gehad?

Behalve deze 9 grotere orgels, zijn er nog minimaal 6 kleine orgels gebouwd die beslist geen standaardinstrument genoemd kunnen worden: twee opvallende tweeklaviers instrumentjes waarover ik later meer hoop te kunnen vertellen en 4 orgels met slechts één klavier (Amsterdam Hervormd diaconieweeshuis 1858, de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk in Medemblik 1880, vermoedelijk de Hervormde kerk van vermoedelijk Aarlanderveen (nu Hiaure) en de Doopsgezinde kerk in Middenbeemster, beide in 1887).

Techniek
Als derde zien we in de technische aanleg ook een vergaande standaardisatie. De bestekken van de orgels zijn heel sterk vergelijkbaar als het gaat om de gebruikte houtsoorten. We zien verder altijd een klavieromvang van C-f3. De orgels t/m 14 stemmen hebben t/m 1882 altijd een pedaalomvang van C-c1 (de grotere instrumenten hebben sinds 1855 al 2 toetsen extra); vanaf 1883 krijgen alle instrumenten van Flaes een pedaalomvang van C-d1). Ook de volgorde van het pijpwerk op de windlade en de aanleg van de Bourdon-baslade (beide onderwerpen vragen eens een aparte blog) is volgens vaste patronen.

Pijpwerk van het orgel op een gecombineerde windlade in Kwadijk (1866). Links het front, op de voorgrond de registermechanieken.

Maatwerk
Echter er zijn wel detailafwijkingen. 
Hoewel de hoogte/breedte-verhoudingen van de orgelkassen wel vergelijkbaar is, levert Flaes & Brünjes voor het ene kerkgebouw een grotere orgelkas dan voor het andere. Logisch dat je in Zaandam (1863) en Sint Maartensdijk (1882) niet zo'n kleine orgelkas moet neerzetten als in Den Burg (1867) en Gouderak (1888).
Incidenteel is de hoogte/breedte-verhouding gewijzigd. Ik noem in dat verband de Hervormde Kerk van Barsingerhorn (1867, nu te Oud-Loosdrecht): een hogere orgelkas.

Als een orgelkas wat ruimer bemeten is, bevindt het windkanaal naar de Bourdon-baslade bijvoorbeeld net op een iets andere plek, en ook de afsluiter in dat windkanaal. Bij een grotere orgelkas en dus een groter front kunnen van de Salicionaal 8vt van Manuaal II de 9 grootste pijpen in het front worden geplaatst. Mits geld geen probleem is (meer materiaalkosten voor hout en langere frontpijpen). Voorbeelden zijn de orgels van Wormerveer (1855), Zaandam (1863), Ouderkerk a/d Amstel (1865) en Driebergen (1881).

Is de hoogte van de kerkruimte juist beperkt? Dan spreken de 9 grootste pijpen in de Holpijp 8vt maar de daaropvolgende 7 pijpen zijn van de windlade afgeleid, zodat ze iets lager geplaatst kunnen worden (De Kreil, 1871, nu Waverveen).

Wil de orgeladviseur en/of plaatselijke organist heel graag een afwijking op de dispositie? Bijvoorbeeld een Trompet 8vt, terwijl dat voor de kerkruimte niet perse hoeft (en Flaes daar ook geen fan van is, getuige ingekomen brieven van en over hem in Barsingerhorn in 1867 en Gouderak in 1887)? Of een 2vt op Manuaal II, wat de kerkvoogden van Uitgeest in "De Schermer" (vermoedelijk het Naber-orgel uit 1863 in Stompetoren) zo'n mooi register vonden. Dan gaat Flaes daar (tot op zekere hoogte!) in mee. 

De speeltafel van het Flaes-orgel (1869) in Uitgeest. Helemaal links zit de registertrekker van de Woudfluit 2vt van Manuaal II.

Last but no least: is het kerkgebouw in een neorenaissance- of neogotische stijl (respectievelijk Gouda, Remonstrantse Kerk en Den Haag, Duits-Evangelisch Lutherse Kerk)? Dan zeker geen standaardfront maar een front dat aansluit op de stijl van het kerkgebouw! En moet er gewerkt worden met een bestaande orgelkas en/of bestaand front, al dan niet met een standaarddispositie? Dan draait ook daar Flaes zijn hand niet voor om (Amsterdam, Remonstrantse Kerk 1862; Alkmaar, Doopsgezinde Kerk 1867; Amsterdam, Engelse Kerk op het Begijnhof 1875).

Het neogotische front van het orgel in de Remonstrantse Kerk in Gouda (1871). © Collectie Streekarchief Midden Holland.

Levertijden
Het is wellicht door deze verregaande standaardisatie dat Flaes & Brünjes snel nieuwe orgels kan leveren. De gemiddelde levertijd is aanvankelijk circa 1,5 jaar, maar juist in de drukke jaren '60 wordt dit teruggebracht tot gemiddeld 1 jaar, waarbij er zelfs regelmatig sprake is van oplevering in 6 á 7 maanden! De Lutherse Kerk in Beverwijk breekt het record door in twee maanden na bestelling het instrument al op 17 oktober 1875 in gebruik te kunnen nemen. Het kán niet anders of dit orgel staat zelfs al goeddeels klaar in de werkplaats, in die tijd aan de Singel 219 te Amsterdam. Helaas is het contract van het Beverwijkse orgel niet bewaard gebleven, wat uitsluitsel zou kunnen geven. Wel dat van Tricht (1887), waar in het contract daadwerkelijk sprake is van een al speelklaar orgel. Maar ook dat is een keer een verhaal apart.

Het orgel van de Lutherse Kerk in Beverwijk wordt in augustus 1875 besteld; reeds in oktober volgt de ingebruikname!

Uniek
Ook bij collega-orgelbouwers als H. Knipscheer jr. en L. van Dam & Zonen komen we standaardisatie in fronten en disposities tegen. Echter niet zo verregaand. Flaes & Brünjes durf ik te typeren als de eerste catalogus-orgelbouwers in Nederland, een concept dat in de 20e eeuw veel vaker voorkomt, maar wat dan nogal eens ten koste gaat van de kwaliteit.  

Kracht
De kracht van het orgelbouwbedrijf is dus, dat hoogstwaarschijnlijk door de standaardisatie snel geleverd kan worden. Maar deze standaardisatie is niet in beton gegoten. Als de ruimte en/of de opdrachtgever om aanpassingen vraagt, dan gebeurt dat.
Bovendien weet Pieter Flaes, die ook in de jaren van het compagnonschap altijd de gesprekken met de kerkbesturen voert en naast zijn medewerkers zelf in het orgelbouwbedrijf meewerkt, alle orgels muzikaal te intoneren, goed afgestemd op de ruimte waar ze staan. Het ultieme bewijs van een meesterbouwer, die ambachtelijk werk weet te combineren met een slimme aanpak.

Het raadsel van Hiaure

Er zijn twee orgels uit Flaes’ laatste levensjaren bekend, die oorspronkelijk vrijwel identiek zijn. Opvallend is dat beiden van een neogoti...