vrijdag 24 februari 2023

Lezing op 12 mei 2023 in de Oostzijderkerk in Zaandam

Op vrijdagavond 12 mei 2023 geeft Jan van der Male een lezing in de Oostzijderkerk in Zaandam.

Op deze dag is het 211 jaar geleden dat orgelbouwer Pieter Flaes (1812-1889) werd geboren. In deze lezing, getiteld "Klassiek ambachtelijk werk en innovatie", worden de eerste resultaten van het onderzoek naar het leven en werk van het 19e-eeuwse orgel- en pianobouwersbedrijf Flaes & Brünjes gepresenteerd.

De vragen die deze avond aan de orde komen, zijn:

  • Wie waren de gezichten achter het bedrijf? Zowel de leidinggevenden als hun knechten?
  • Hoe kreeg het bedrijf voet aan de grond als zelfstandig bedrijf?
  • Waarom nam de orgelbouw zo'n hoge vlucht? Wat waren de succesfactoren?
  • Hoe ging de bedrijfsovername van de pianoafdeling en orgelbouwafdeling na het overlijden van respectievelijk Brünjes en Flaes?
Deze lezing wordt afgewisseld met korte orgelbespelingen op het Flaes & Brünjes-orgel (1863) van de Oostzijderkerk. In deze bespelingen klinken composities van organisten die Pieter Flaes goed gekend hebben, zoals J.A. van Eyken (1823-1868), Eelke Mobach (1836-1898) en Samuel de Lange jr. (1840-1911).

Na afloop is er volop gelegenheid tot ontmoeting en gesprek, onder het genot van een drankje.

Van harte welkom.

Oostzijderkerk Zaandam
Zuiddijk 1
1501 CA Zaandam
Aanvang: 20.00u
Toegang: €10,-.
De opbrengst is voor de herstelkosten voor het Flaes & Brünjes-orgel (50%) en ten behoeve van het onderzoek naar de firma Flaes & Brünjes (50%).   





                        

vrijdag 17 februari 2023

Eerste kennismaking met Flaes & Brünjes blijkt markant instrument

Geboren en getogen in Zeeland, was het daar niet bepaald Flaes & Brünjes wat de klok sloeg op orgelgebied. Op de Zeeuwse eilanden zijn slechts 4 instrumenten van de Amsterdamse firma terecht gekomen. Drie oorspronkelijk gebouwd (Noordwelle 1868; Zonnemaire 1872; Sint Maartensdijk 1882). 

Het eerste orgel van Flaes & Brünjes waar ik in mijn leven kennis mee maakte, is dat in de Vredeskerk in Goes. Dat was in mijn tienerjaren, toen de kerk nog Oosterkerk heette. De middelbare school was vlakbij en in een tussenuur of na schooltijd speelde ik er met een schoolvriend af en toe: hij klarinet, ik orgel.

Het Flaes & Brünjes-orgel in de Oosterkerk in Goes (2006), nu Vredeskerk genoemd.

Eerlijk is eerlijk, het instrument kon me niet enorm bekoren. Achteraf bezien is het ook niet meer representatief voor het werk van Flaes & Brünjes. Daar kwam ik achter toen ik, al wel geïnteresseerd in de historie van dit orgel, in tijdschrift De Mixtuur het artikel van Gerard Verloop las, waar dit orgel wordt besproken. Bij de plaatsing in Goes door de firma Bik zijn de oorspronkelijke kas en het front verloren gegaan. Ook het pijpwerk is ingrijpend aangepast, waardoor een heel ander klankbeeld is ontstaan. 

Desondanks: mijn eerste herinnering aan de firma Flaes & Brünjes, een jaar of 17 geleden, betreft achteraf gezien wel een zeer interessant orgel uit hun oeuvre. Daar kwam ik recent achter.

In het voorjaar van 1864 dient Pieter Flaes een bestek en voorwaarden in voor de bouw van een orgel voor de Oudezijdskapel in Amsterdam, op een steenworp afstand van de werkplaats aan de Warmoesstraat 118. Het is de periode waarin de vraag naar nieuwe orgels de pan uit rijst; in 1855 is het eerste nieuwe instrument opgeleverd, in 1858 het tweede, maar sinds 1861 is er minimaal 1 nieuw orgel per jaar en het voorgaande jaar 1863 waren er zelfs twee ingebruiknames (Zaandam, Oostzijderkerk; Den Helder, Doopsgezinde Kerk). Voor Flaes echter geen reden om niet in te schrijven, integendeel. De firma's Bätz & Co en Ter Hart zijn ook om een offerte gevraagd, maar eerstgenoemde blijkt duurder en een langere levertijd te hanteren, Ter Hart acht deze klus te hoog gegrepen en houdt het bij de bouw van kleinere orgels. Vervolgens wordt "Na deliberatie besloten met de HH Flaes en Brünjes in nadere onderhandeling te treden..." en kort erop moet het contract zijn ondertekend. Het wordt een orgel met 17 stemmen, verdeeld over hoofdwerk en bovenwerk. Dat is iets groter dan de meeste Flaes & Brünjes-orgels (die qua aantal registers variëren van 8-13 stemmen, op één gecombineerde windlade).

De Oudezijdskapel.

Reeds na een jaar, op 11 juni 1865 wordt het orgel in gebruik genomen. Een paar maanden tevoren is een orgel in Wormer gereed gekomen, in december komt een fors orgel in Ouderkerk aan de Amstel klaar. 

Ondanks dat in het jaar 1865 drie en in het topjaar 1866 zelfs vier nieuwe orgels worden opgeleverd, kunnen Flaes & Brünjes dus steeds een levertijd van ongeveer een jaar garanderen (en bij kleinere instrumenten zelfs nog korter)! Ik kom op die levertijden nog wel eens terug.

Waarom noem ik het Flaes & Brünjes-orgel voor de Oudezijdskapel, nu in Goes, zo interessant? Daarvoor zijn vijf redenen:

1. Allereerst is dit het eerste orgel waarbij Flaes & Brünjes de Bourdon 16vt van het hoofdmanuaal als transmissie bespeelbaar maken op het pedaal. Van 't Kruys' dispositieverzameling zegt: "Bourdon 16 van het Manuaal spreekt vrij op het pedaal". Daarvoor wordt het baspijpwerk van de Bourdon 16vt op een aparte lade geplaatst, dwars op de hoofdwerkwindlade, vanaf de speeltafel gezien aan de tegenoverliggende zijde van de orgelkas. Bij alle toekomstige orgels met een Bourdon 16vt op het manuaal, ook als er geen transmissie voor het pedaal komt, zal zo'n aparte Bourdon-baslade worden gemaakt. Het voorkomt dat de grote houten pijpen van de Bourdon 16vt op de hoofdwerk- of manuaallade staan en de klankuitstraling van het overige pijpwerk belemmeren (ga maar eens in Wormer kijken, het orgel vóór de Oudezijdskapel, waar dat wel het geval is).

Het orgel van de Lutherse Kerk in Beverwijk (1875). Links het baspijpwerk van de Bourdon 16vt op een aparte lade, dwars op de manuaallade (rechts). 

2. De dispositie vertoont een paar opvallendheden in het ouevre van Flaes (& Brünjes):

a): er komt geen Cornet, hoewel er wel een plaats voor op de windlade blijft gereserveerd (vrij kort geleden in Goes alsnog opgevuld!) Ik weet eigenlijk 1 ander van de vermoedelijk 49 nieuwe orgels, die niet zo'n "zangleider" had: de Doopsgezinde kerk in Medemblik (1880) (met die kanttekening dat van 3 orgels de oorspronkelijke dispositie niet bekend is: een onbekend orgel in 1864, het orgel voor Noord-Scharwoude en het orgel dat nu in Reek staat).
b). Daarentegen krijgt het hoofdwerk wél een Terts 1 3/5. Die vulstem is verder voor zover bekend alleen maar op het kleine eenklaviers orgel van Medemblik (1880) gedisponeerd.
c). Op het bovenwerk komt een Quintadeen 8vt. Spijtig genoeg is die bij de overplaatsing naar Goes verwijderd. Zodoende kun je vandaag de dag alleen nog maar een Flaes-Quintadeen beluisteren in de Duits-Evangelische Kerk in Den Haag, daterend uit 1871.
d). Er komt een koppel van het pedaal naar het bovenwerk. Voor zover bekend alle andere orgels hebben een pedaal dat permanent is aangehangen aan het hoofdmanuaal of hebben uitsluitend een koppel van het pedaal naar het hoofdmanuaal. Spijtig genoeg zijn de mechanieken bij de overplaatsing naar Goes vernieuwd en de koppels uitgevoerd als voetkoppel, zodat dit unicum van Flaes en Brünjes verloren is gegaan.

De speeltafel, met nog oorspronkelijke klavieren en registertrekkers.

De registertrekkers van Flaes & Brünjes uit 1865. De oorspronkelijke registerschildjes zijn verloren gegaan. 

3. Klassiek maken orgelbouwers de koppen en stevels van de tongwerken van hout. Om daarop een metalen tongwerkbeker te maken, is bewerkelijk. Daarom gaan orgelbouwers ook de koppen en stevels van een metaalsoort vervaardigen. Bij het orgel voor de Remonstrantse kerk in Amsterdam (1862 gereed) wordt in het contract al gesproken over "De koppen en stevels van maghoniehout (sic) of van metaal." Omdat de tongwerken in 1909 zijn vervangen, weten we niet of deze tongwerken nog op de klassieke of moderne manier zijn gemaakt. De navolgende orgels met tongwerken Zaandam (1863) en de Remonstrantse Kerk in Den Haag (1864) hebben in elk geval nog traditionele houten koppen en stevels. Zodoende acht ik het orgel van de Oudezijdskapel het eerste waarbij de tongwerken een metalen stevel kregen en een loden kop, in dit geval een Trompet 8vt op het hoofdwerk en een Dulciaan 8vt op het bovenwerk. De stevels zijn voorzien van messing ringen om het wijder worden van de stevels tegen te gaan. Bij alle navolgende Flaes-orgels zijn de tongwerken van deze materiaalsoorten vervaardigd.

De houten stevels en koppen van de Trompet 8vt van het orgel in de Oostzijderkerk in Zaandam (1863)

De metalen stevels en loden koppen van de Dulciaan 8vt van het orgel in de Duits Evangelische Kerk in Den Haag (1871).

Overigens houdt Flaes helemaal niet van tongwerken, zo blijkt bij de orgels van Hervormd Barsingerhorn ("...en ofschoon de Hr Flaes er altijd veel bezwaren in ziet, vooral op dorpen, ik niet" aldus adviseur Jacob Kwast in februari 1866) en te Gouderak waar Flaes in 1887 schrijft "... en een trompet die zij niet stemmen kunnen en toch gebruiken is een waar verdriet voor enkele die gehoor hebben en het toch moeten verdragen."

4. De mensuur van het pijpwerk krijgt Flaes bij dit orgel opgegeven van orgeltoezichthouder J.D. Brachthuizer. In tegenstelling tot Flaes' eerdere orgels krijgt het pijpwerk van de fluitregisters in de discant een wijder diameterverloop, wat resulteert in een meer grondtonige klank. Het orgel voor Ouderkerk aan de Amstel zal nog volgens de oude mensuren worden gemaakt, maar blijkbaar bevalt het klankbeeld Flaes, want al zijn navolgende orgels krijgen deze meer grondtonige klank in de fluitregisters. 

5. Tot en met het orgel dat begin 1865 in Wormer in gebruik wordt genomen, komt boven de klavieren de naam van de firma Flaes & Brünjes en hun vestigingsplaats Amsterdam. Vanaf het orgel van de Oudezijdskapel wordt tussen beide klavieren het jaartal van ingebruikname genoteerd. Wist u trouwens dat het orgel voor de Doopsgezinde Kerk in De Kreil, nu in Waverveen te vinden, als jaartal 1871 heeft staan, terwijl het pas in maart 1872 in gebruik is genomen? De reden daarvan vertel ik nog wel eens :-). U vraagt dan misschien waar Flaes het jaartal aanbrengt als hij een eenklaviers orgel oplevert? Wel, na 1865 zijn dat er voor zover bekend maar drie, waarvan er twee nog bestaan: Middenbeemster en Hiaure. Beide orgels, opgeleverd in 1887, hebben helemaal geen naamsvermelding bij het klavier, laat staan het jaartal van ingebruikname! Maar dat zijn dan ook twee orgels waar nog heel veel raadsels rondom zijn...

De eerste keer dat Flaes & Brünjes een jaartal van ingebruikname op hun orgel aanbrengen: de klaviatuur van het orgel van de Oudezijdskapel in Amsterdam, nu Vredeskerk in Goes

Waarom is het orgel van de Oudezijdskapel in Amsterdam, hoogstwaarschijnlijk het 10e opus, op 4 punten zo markant? Immers, daarna is er in de productie nooit meer zo'n bouwwijziging geweest. Een goede verklaring daarvoor kan ik vooralsnog niet geven, of het moet zijn dat het instrument is gebouwd onder toezicht van J.D. Brachthuizer (1804-1883), toezichthouder op de orgels van de Hervormde gemeente Amsterdam. Hoewel al eerder orgels van Flaes & Brünjes onder toezicht van een deskundige waren gebouwd (Wormerveer: Jacob Kwast; Zaandam, J.G. Bastiaans), was in elk geval Brachthuizer een man met een duidelijke visie op orgelbouw en het gebruik van instrumenten. Daarvan getuigt onder meer zijn bemoeienis nadat Georg H.W. Quellhorst (1812-1868) het nieuwe orgel in de Hervormde kerk van Krommenie laat mislukken. De firma Flaes en Brünjes mag het in de periode 1843-1844 voltooien naar concept van Quellhorst, onder deskundig toeziend oog van Brachthuizer. Hij gaf in elk geval de mensuur van het pijpwerk op, zo schrijft hij in zijn jaarverslag over 1865, waarin hij  het "vol rond en statig geluid" van het volle werk en "zachte en lieflyke registers" noemt en de dispositie omschrijft als "doelmatig". En ook de andere leden van de orgelcommissie van de Hervormde gemeente Amsterdam hadden wellicht uitgesproken wensen. Als eerste organist wordt benoemd Coenraad Anthonie Knipscheer (1836-1899) benoemd, de 4e zoon van orgelbouwer Hermanus Knipscheer jr (1802-1874), de concurrent van Flaes & Brünjes, vlakbij gevestigd aan Warmoesstraat 165.

Het markante orgel van de Oudezijdskapel zal rond 1900 door Brachthuizer's opvolger J.A. Gullen (1838-1920) zelfs een van de mooiste orgels van Hervormd Amsterdam worden genoemd. Wetend dat Gullen een zeer kritisch persoon was, zegt dat nogal wat!

Het kerkbezoek in het centrum van Amsterdam werd begin 20e eeuw al minder. In 1912 werd de kerk buiten gebruik gesteld. Het orgel kreeg in 1917 een plaats in de Overtoomkerk. 

De Overtoomkerk, Overtoom 543 te Amsterdam. 
Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Ook die kerk raakte buiten gebruik, na de Tweede Wereldoorlog. In 1956 kocht de Gereformeerde Kerk in Goes het instrument aan, en Bik plaatste het over, onder advies van Mr. A. Bouman. Dat men een degelijk ambachtelijk gebouwd orgel uit de 19e eeuw zo'n 50 jaar terug niet goed op waarde wist te schatten, hoef ik verder niet uit te leggen. Anderzijds mogen we blij zijn dát veel van dit markante orgel wel bewaard is gebleven. En wie weet kan het ooit nog eens komen van een reconstructie van klankbeeld en front...

Van het Flaes & Brünjes-orgel in de Oudezijdskapel in Amsterdam bestaan geen foto's. Wel van de situatie in de Overtoomkerk (1917-1956). 
Collectie G. Verloop.

Het raadsel van Hiaure

Er zijn twee orgels uit Flaes’ laatste levensjaren bekend, die oorspronkelijk vrijwel identiek zijn. Opvallend is dat beiden van een neogoti...