maandag 31 juli 2023

Drukte in de jaren '60, een dip in de jaren '70

In de jaren '60 van de 19e eeuw beleeft de firma Flaes & Brünjes haar hoogtijdagen als het gaat om het aantal nieuwe opdrachten voor de bouw van nieuwe orgels. Dertien jaar na de bedrijfsoprichting, in 1855, wordt in Wormerveer het eerste orgel in gebruik genomen, in 1858 gevolgd door opus 2. Vanaf 1861 tot 1876 volgt er minimaal 1 orgel per jaar, met als hoogtepunt 1866, het jaar waarin 4 nieuwe instrumenten in gebruik worden genomen! Niet gek dat de restauratie van de orgels van de St. Bavo in Haarlem en de Oude Kerk in Amsterdam in respectievelijk 1865 en 1866 worden geweigerd. Bovendien is er persoonlijke tragedie als Flaes' vrouw in 1866 overlijdt. Pieter blijft met zijn 21-jarige dochter achter. Kortom: zonder twijfel intensieve jaren. Maar in jaren ‘70 stagneert de vraag naar nieuwe orgels bij Flaes.


Een bijzondere ontwikkeling ten opzichte van andere orgelbouwers
Landelijk gezien worden er in die tijd nog meer orgels gebouwd dan in het decennium ervoor. Wat dat betreft is het dus vreemd dat Flaes minder orgels gaat leveren. Maar binnen zijn belangrijkste afzetgebied, de provincie Noord- en Zuid-Holland, ligt dat anders. Hier zijn de meeste protestantse kerken inmiddels van een orgel voorzien, hetzij door Flaes zelf of door een andere orgelbouwer. Wellicht daarom zien we bij concurrerend orgelbouwer Knipscheer, die in belangrijke mate hetzelfde afzetgebied heeft, ook al in de jaren '70 een daling in de productiviteit.






Bij bovenstaande grafieken zijn de huis- of zaalorgels van Flaes, waarvan de bouwjaren onbekend zijn, buiten beschouwing gelaten. Van één van de in 1864 gebouwde orgels is niets bekend; dit kan in theorie een van de 2 bekende huis- of zaalorgels zijn.


Te behoudend
Er is ook wel eens gesuggereerd dat de terugloop in nieuwe orgels komt omdat de klankontwikkeling van Flaes' orgels sinds 1865 niet meer is gewijzigd. En op zichzelf klopt het wel dat er geen doorontwikkeling is: vanaf hoogstwaarschijnlijk 1861 worden expressions bij de binnenpijpen toegepast, vanaf 1865 krijgt het fluitpijpwerk in de discant van een wijdere diametermensuur wat een grondtoniger klank veroorzaakt. Maar daarna houden de klankontwikkelingen op. Vindt men Flaes in de jaren '70 te ouderwets. Ik waag dat te betwijfelen, want Flaes' belangrijkste doelgroep (dorpskerken) wenst een technisch betrouwbaar en functioneel orgel voor een schappelijke prijs, van een leverancier die zijn afspraken snel en stipt nakomt. Tot nu toe heb ik nog geen plaatsen ontdekt waar een andere orgelbouwer dan Flaes de opdracht heeft gekregen, omdat die orgels met een moderner klankbeeld zou realiseren. 

Uitstel gevraagd in een rustige periode
Sterker nog, als Flaes in de zomer van 1875 opdracht krijgt om zijn opus 1 in de Doopsgezinde kerk van Wormerveer schoon te maken en de 2-voet van het bovenwerk te vervangen door een Dulciaan 8vt, wil de kerkenraad graag dat dit in het voorjaar van 1876 gebeurt. Maar in juni 1876 lezen we in de kerkenraadsnotulen dat Flaes heeft laten weten dat hij onmogelijk kan beloven om het orgel nog dit jaar te repareren. Of hij een jaar uitstel mag. Spijtig genoeg is de brief van Flaes niet bewaard gebleven. Waarom wil hij uitstel? 

Hij heeft het in elk geval niet te druk met nieuwe orgels; het orgel van Limmen is weliswaar in aanbouw en ergens in 1876 is ook een orgel in Den Burg op Texel in gebruik genomen, maar verder staat er voor zover bekend niets op stapel! Pas in december 1876 wordt een contract getekend voor de bouw van een nieuw orgel in Noord-Scharwoude. En daar doet Flaes dan bovendien ook niet sneller over omdat hij het rustig zou hebben; de bouwtijd is zoals gebruikelijk ongeveer een jaar.

Ik acht het ook niet waarschijnlijk dat Flaes te weinig personeel zou kunnen krijgen om meer opdrachten aan te nemen. Waarom zou dat wel in Amsterdam gelden en niet in Utrecht (Bätz-Witte) en Leeuwarden (Van Dam)? 
Weliswaar zoekt Flaes in juli 1876 wel een knecht, maar in die tijd werkt ook de 22-jarige orgelmakersleerling Arjen Timmenga (1854-1920) gedurende één jaar bij hem om ervaring op te doen (in 1880 zou die met Fokke Bakker een eigen bedrijf in Leeuwarden starten). En verder werken ook minimaal de werknemers  G.F. Jurjaanz (1849-1906) en D.G. Steenkuyl (1838-1921) bij hem. In de drukke jaren '60 lijkt Flaes ook maar een klein personeelsbestand te hebben gehad. 

Het orgel van Noord-Scharwoude, gebouwd in de periode december 1876-januari 1878, een tijd waarin Pieter Flaes privé veel zorg en verdriet gehad heeft. © Regionaal Archief Alkmaar, fotonummer 99.0011_1351_0042_0006

Zorg en verdriet als mogelijk tweede reden
Een tweede oorzaak voor het dalend aantal nieuwgebouwde orgels kan ook liggen in privé-sfeer. 

1). Nadat Flaes' enige dochter na slechts 4 jaar huwelijk haar man heeft verloren en ook een 6 maanden oud kleindochtertje van Pieter in 1875 overlijdt, trekt zijn dochter, de weduwe Geertruid Schreiner-Flaes met enigst overgebleven kleindochtertje in het voorjaar van 1875 bij Pieter in huis. Zo wordt Pieter op 20 maart 1876 van heel nabij geconfronteerd met het overlijden van zijn enige overgebleven kleindochter, net 4 jaar oud... Geertruid wordt langdurig ziek en het verdriet bereikt voor Pieter een dieptepunt als Geertruid zelf begin 1878 overlijdt. In een tijdsbestek van 12 jaar zijn zijn vrouw, schoonzoon, twee kleindochters en zijn dochter hem ontvallen. In de krantenadvertentie maakt Pieter duidelijk hoe hem dit raakt:


2). Als in datzelfde jaar 1878 een contract voor een orgel in Zaandijk wordt getekend, lijkt Flaes zich sterk bewust van zijn gevorderde leeftijd. Bij de standaard bepaling over 10 jaar garantie en de verplichte jaarlijkse stemming, schrijft hij in de kantlijn: “Wanneer men van dit art. niet gediend blijkt, kan het er in zijn geheel uitgelaten worden. Dat men evenwel in het oog houde dat het orgel gestemd moet worden en men dan tevens verzekerd is. Met het oog op mijne jaren de dood verbreekt alle contracten maar zoolang het duurt, duurt het men verliest er niets meede.” Ik krijg het gevoel dat Flaes zich op dat moment niet gezond voelt. En op zich is dat niet heel verwonderlijk, als we bedenken hoeveel verdriet hij de voorgaande 12 jaar heeft gehad. De twee voorgaande nieuwbouwcontracten (Limmen en Noord-Scharwoude) zijn niet bewaard gebleven, die kunnen we niet nalezen. 

Gerrit Nicolaas Bronke (1858-1938), vanaf de ingebruikname in 1880 tot januari 1920 bespeler van het Flaes-orgel in Zaandijk. Ondanks Flaes' voorbehoud, hebben de Zaandijkers nog gebruik kunnen maken van 9 van de 10 garantiejaren! De foto dateert uit de periode 1916-1920. © Gemeentearchief Zaanstad, fotonummer 21_32560.

Weer beter
Maar daarna moet het met Flaes beter zijn gegaan! Al eind 1878, ondanks de kanttekening in het Zaandijker' contract, doet Flaes zijn best om zijn personeel aan het werk te houden. Hij schrijft in november 1878 aan de kerkvoogden dat metselaars, timmerlieden en andere werklui hulp aannemen en weer wegsturen wanneer ze maar believen. Maar "op een oogenblik menschen te krijgen die wezenlijk bekwaamheid in ons vak hebben is onmogelijk, de meeste zijn bij mij geworden wat zij zijn, van daar dat ik er heb die 6, 8, 10, 12 en zelfs meer dan 25 jaren bij mij geweest zijn, met zulk een klupje werk ik voort, het gevolg hiervan is dat het een en ander moet opvolgen". 

Het jaar 1880 is met twee nieuw in gebruik genomen orgels (Zaandijk en Medemblik) en twee plekken waar aan een orgel gewerkt wordt (Broek in Waterland en overplaatsing van Edam naar Westzaan) ronduit druk! Het aantal opdrachten is niet meer zoals in de jaren '60 maar dat is, gezien de landelijke ontwikkeling, logisch. Er zijn wel weer 1 á 2 nieuwbouwopdrachten per jaar (behalve 1884, het jaar waarin merkwaardig genoeg alleen een gereed staand orgel te koop wordt aangeboden, maar dat is een ander verhaal).

Bovendien, bij de navolgende contracten, zoals bij nieuwbouw te Driebergen (1880), restauraties van de orgels in de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk in Amsterdam (1885) en de Remonstrantse Kerk in Amsterdam (1886), komen we deze kanttekening niet tegen! Zelfs bij wat achteraf zijn laatste orgels blijken te zijn, in Tricht en Gouderak (contracten opgesteld respectievelijk eind 1886 en eind 1887) is hier geen sprake van. En eind oktober 1888 is hij van plan een orgel te bouwen voor de dorpskerk van Baarn, “zoals onlangs nog in de gemeenten Zaandijk, Gouderak en Tricht"Op zich ook logisch dat we in die tijd geen zinspelingen op Flaes' ouderdom tegenkomen, want als Pieter Flaes op Tweede Pinksterdag 1889 overlijdt, is dat onverwacht.


Het raadsel van Hiaure

Er zijn twee orgels uit Flaes’ laatste levensjaren bekend, die oorspronkelijk vrijwel identiek zijn. Opvallend is dat beiden van een neogoti...