donderdag 22 december 2022

De achtergrond van Pieter Flaes (1812-1889) en Georg Diedrich Brünjes (1809-1872)

Bij onderzoek naar het orgel- en pianobouwbedrijf van Flaes & Brünjes is het interessant om de gezichten achter dit bedrijf te leren kennen. Wie waren Pieter Flaes en Georg Diedrich Brünjes? En is er iets te zeggen over de reden waarom ze voor het vak van orgel- en pianobouw kozen?


Signalement van Georg Diedrich Brünjes op 45-jarige leeftijd, 1854

Pieter Flaes op circa 71-jarige leeftijd, 1883

Als deze twee leerlingen van de Utrechtse orgelbouwer firma J. Bätz & Comp. per 1 januari 1842 een compagnonschap sluiten, is Brünjes 32 jaar oud. Flaes is 29. In hun advertentie geeft Brünjes een stukje van zijn achtergrond prijs: hij is "geruimen tijd werkzaam (...) in het vak der Pianomakerij, bij voorname Meesters in Duitschland". Dat is niet verwonderlijk: Brünjes is in april 1809 geboren in een Noord-Duits dorpje: Spieka. Een plaatselijk historicus en predikant doken voor mij de archieven in om meer over de familie Brünjes en hun leefomgeving te weten te komen. 

George Diederich is een zoon van de plaatselijke organist en schoolmeester Ahrend Brünjes (1775-1839) en diens vrouw Catharina Louise Meijenberge (1777-1842). Nadat zij in 1802 in Stade getrouwd zijn, is Ahrend benoemd als organist en schoolmeester in Spieka, een dorpje boven Bremerhaven, op nauwelijks 5 kilometer van de Noordzeekust. Georg Diederich groeit op met twee oudere broers en krijgt nog één zusje. 

Als je op Google op Spieka zoekt, komt prominent in beeld het geboorte- en woonhuis van de kleine George... namelijk het organistenhaus! In het 19e-eeuwse Duitsland is het gebruikelijk dat de organist en zijn gezin een eigen huis krijgen toegewezen, zoals de dominee of pastoor in de pastorie woont.


Weliswaar is het pand in de 19e eeuw vernieuwd, maar dit is exact de plek waar de jonge George Diederich Brünjes wordt grootgebracht, en ongetwijfeld in de naastgelegen St. Georgkirche bij zijn vader bij het orgel zit.


De St. Georgkirche in Spieka met rechts daarvan het Organistenhaus.
Laatstgenoemd pand dateert uit 1862-1863, op deze plek stond het geboortehuis van Georg Diedrich Brünjes. Aan de zuidzijde van de kerk staat tot op de dag van vandaag de school waar vader Ahrend begin 19e eeuw lesgeeft. © Martina Nolte. 

De toren van de St. Georgkirche heeft Brünjes niet gezien, die is pas in de jaren '20 van de vorige eeuw gebouwd. Hier de kerk zoals die er in de tijd van Brünjes heeft uitgezien. © Ansichtkaart.

Over dat orgel waarbij Brünjes is opgegroeid, is helaas weinig bekend. Het instrument heeft boven het altaar gestaan en is in 1879 vervangen door een instrument van de Gebr. Peternell (II/p/14) dat op zijn beurt in 1964 vanwege houtworm het veld moest ruimen voor het huidige eenklaviers orgel aan de tegenoverliggende zijde van de kerk.

Een gebrekkige foto waarop vaag het Peternell-orgel (1879-1964) te zien is boven het altaar, op de plaats waar voorheen het door Ahrend Brünjes bespeelde instrument stond. © Collectie B. Pasarge

Het huidige orgel in de kerk van Spieka, gebouwd in 1964. © Christian Patrick Brockhaus

Nog geen vier kilometer zuidwaarts bevindt zich het dorpje Cappel. Elke orgelliefhebber z'n hart gaat hierbij harder kloppen: daar staat een befaamd orgel van Arp Schnitger! En laat dat nu net in 1816 daar zijn geplaatst als "tweedehandsje", ik kan me niet voorstellen dat dit de 7-jarige George Brünjes is ontgaan...!

Wilt u een keer logeren in Spieka met een grote groep mensen? Dan kunt u zelfs het Organistenhaus boeken: het is vandaag de dag een groeps-vakantieverblijf.

Het is niet duidelijk wanneer en waar George Diederich Brünjes zijn opleiding heeft gehad, en in hoeverre hij zich gelijk op pianobouw heeft toegelegd. Wanneer hij bij een Duitse orgelbouwer gewerkt heeft, is het niet ondenkbaar dat dit orgelbouwer Johann Georg Wilhelmy (1781-1858) te Stade is geweest. Georg’s broer Christian Friedrich woont in 1825 in Stade en ook hun ouders zijn hier getrouwd. De familie Brünjes is dus in Stade bekend. Bovendien kent de familie Brünjes orgelmaker Wilhelmy, want deze heeft in 1816 het zojuist genoemde Schnitger-orgel in het nabijgelegen Cappel geplaatst. Als Brünjes bij orgelbouwer Wilhelmy in de leer is geweest, kán hij betrokken zijn geweest bij Wilhelmy’s reparatie van het Schnitger-orgel in Hamburg-Neuenfelde (1823) en het Bielfeldt-orgel in Stade (1824-1825) en de overplaatsing van een Schnitger-orgel vanuit een Hamburgs Weeshuis naar de Dorfkirche in Gasberg (1826).

Het blijft ook gissen waarom Brünjes kiest voor een loopbaan in Nederland. Is de motivatie vergelijkbaar met die van landgenoot Christian Gotlieb Witte (1802-1873), die in Duitsland in de leer is geweest bij orgelbouwer Christian Heinricht Baethmann (1785-1833) in Hannover? Witte heeft in 1824 besloten een voetreis naar Holland te ondernemen, om beter kennis te maken met de orgelbouw in ons land. Witte vindt werk bij orgelbouwer P.J. Teves in Amsterdam en in 1826 komt hij in dienst bij de firma Bätz in Utrecht. In Duitsland is de werkgelegenheid in de orgelbouw gering en zijn de prijzen laag, in Nederland is de situatie gunstiger. Is het te gewaagd om te veronderstellen dat zij elkaar in Duitsland reeds hebben ontmoet? Gezien de geografische ligging van plaatsen als Brünjes wellichte verblijfplaats Stade en Hannover, waar Baethmann werkt, is dat niet onmogelijk. Bovendien, het orgelbouwersgeslacht Baethmann bouwt in de 18e en vroege 19e eeuw ook clavichords en wellicht zijn er relaties geweest met de pianobouwers in Hannover en omstreken.

Is orgelbouwer Bätz de eerste Nederlandse leermeester van Brünjes? Of heeft hij eerst bij een pianobouwer in Nederland gewerkt? Dat is niet bekend.

In elk geval in 1838 laat Brünjes zijn attestatie vanuit Spieka overkomen naar de Evangelisch-Lutherse gemeente in Utrecht. Dat kunnen we zien als een officieel moment van definitieve keuze voor Nederland. In elk geval in dat jaar is hij ook in dienst bij de orgelbouwer J. Bätz & Co aan de Oudegracht 145. Zijn leermeesters worden Jonathan Bätz en diens compagnon, de eerdergenoemde Duitse Christian Gotlieb Witte. Brünjes werkt onder andere aan het nieuwe orgel voor de Doopsgezinde Kerk aan de Oostzijde in Zaandam (nu Hervormde kerk Krommenie). In hoeverre hij ook pianofortes onderhoudt, wat door Bätz gebeurt, is niet bekend maar niet ondenkbeeldig.

Brünjes werkt in 1838 in Zaandam samen met Pieter Flaes, die al sinds het najaar van 1834 bij Bätz in de leer is. Hij is een Rotterdammer van geboorte, opgegroeid in het apothekersgezin van Hendrik Flaes (1777-1833) en Geertruid Zwartendijk (1781-1855). Het is een "gegoed" gezin, beide families zijn behoorlijk vermogend. Pieter heeft negen broers en zussen gehad.

Nieuwehaven 161, het jeugdhuis van Pieter Flaes. 
Het gebied is bij het stadsbombardement in 1940 verwoest, nu vinden we hier de kubuswoningen bij station Rotterdam-Blaak. © Stadsarchief Rotterdam

Hij heeft echter geen zin om tussen de pillen en zalfjes zijn leven te slijten, en als in juni-december 1822 door de firma Bätz het Künckel-orgel in de Remonstrantse Kerk aan de Rotterdamse Vissersdijk wordt gerestaureerd, is het waarschijnlijk dat de 10-jarige Pieter de orgelbouwer(s) op de vingers heeft gekeken. Dit is namelijk de gemeente waar zijn familie lid is. In 1834 maakt Bätz het orgel opnieuw schoon. Precies in dat jaar, op 24 november, schrijft de ruim 22-jarige Pieter Flaes zich in in de bevolkingsadministratie van Utrecht. De Domstad is sowieso bekend terrein voor de Flaesen: Pieter z'n moeder komt hier vandaan en in de kerk van opa en oma Zwartendijk, de Remonstrantse kerk in Utrecht, staat óók een orgel van de firma Bätz. Die orgelbouwersnaam is dus in de familie ook vast bekend. 

Het orgel in de Remonstrantse kerk in Rotterdam, in 1822 en 1834 hersteld respectievelijk schoongemaakt door de firma J. Bätz & Comp. Waarschijnlijk is door dit orgel bij Pieter Flaes de affiniteit met orgelbouw ontstaan. © Stadsarchief Rotterdam.

Vanaf november 1834 breekt voor Pieter Flaes een leerperiode van ruim 7 jaar aan, uiterlijk vanaf zomer 1838 vergezeld door medeleerling Georg Diederich Brünjes. Een volgende keer meer over die tijd.

Het raadsel van Hiaure

Er zijn twee orgels uit Flaes’ laatste levensjaren bekend, die oorspronkelijk vrijwel identiek zijn. Opvallend is dat beiden van een neogoti...